Persoon A: ‘Thais eten is relaxt.’ Persoon B: ‘Ja, nee, toch kan dat ergens nog wel eens lekker zijn, plus dat het ook nog eens een keer best wel heel erg gezond schijnt te zijn.’ Vraag: houdt persoon B van Thais eten?
Soms hullen mensen hun oordeel in zo’n dikke laag nuancerende termen, dat onduidelijk blijft waar ze eigenlijk staan in het spectrum van negatief-positief. 'Ja' en 'nee' naast elkaar helpen niet mee, maar het probleem lijkt ‘m vooral te zitten in de overvloed aan woorden daarna. Om precies te zijn al die korte, vage woordjes met opvallend veel letters e.
Opstapelen
Ongelofelijk hoeveel van dat soort woordjes we in het Nederlands ongestraft achter elkaar mogen plakken. We hebben het over woorden of woordduo’s met op zichzelf een duidelijke (zij het lastig te definiëren) betekenis: 'maar', 'nog', 'wel eens' … Maar hoe meer je er op elkaar stapelt, hoe vager het resultaat. Bij een uitbundig versierde, driedubbel geglazuurde cupcake valt het niet mee om het arme cakeje eronder nog te proeven.
Vaag of niet, we zetten de zaak moeiteloos in de juiste volgorde. ‘Daar zou ik wel eens nog best een keer heen willen’ klinkt niet fraai. Maar ‘Daar zou ik best nog wel eens een keer heen willen’ rolt zo van de tong en wordt ook nog begrepen.
Schakeringspartikels
Toegegeven, je komt meer van deze zogenoemde schakeringspartikels tegen in gesproken dan in geschreven taal – deze blogpost niet meegerekend. Terwijl een praatje over het weer er zo twintig telt, staat de krant er (gelukkig) niet vol mee. En de twitteraars en whatsappers onder ons piekeren er niet over om hun kostbare 140 tekens respectievelijk duimbewegingen te verspillen aan een rij van deze termen. Aangeven dat je iets ‘toch ook weer helemaal niet zo kwaad’ bedoelt, daar heb je toch emoji’s voor?
Dunglish
Als Nederlanders hun stapelkunsten combineren met het Engels, dat ze vaak met overgave en soms een tikje overmoed spreken, kan er Dunglish ontstaan. Dunglish is Engels met een flinke dosis invloed uit het Nederlands, dat onder meer in de zakelijke wereld amusante uitingen oplevert. Denk aan het iets te grafische ‘Please sign on the backside’ en de enorme financiële meevaller ‘We only pay 6% rent’.
De Nederlander, altijd maar beschuldigd van overmatige directheid, komt in de verleiding een term uit zijn ruime nuance-repertoire te verengelsen en beproeft zijn geluk met: ‘Still we should have dinner there one time’ en ‘Somewhere I liked it well’. Het blijkt dat woorden als ‘wel’ en ‘een keertje’ vaak niet direct te vertalen zijn. Probeer het antwoord van persoon B uit het begin van deze blogpost maar eens om te zetten in het Engels – je houdt een stuk minder woorden over.
Best een beetje onhandig
Wij Nederlanders mogen er dan een al te direct imago op nahouden, als het aan onze taal ligt kunnen we ons juist een slag in de rondte nuanceren. Al die subtiele woordjes stellen ons in staat slecht nieuws te verzachten, extra begrijpend uit de hoek te komen of een echt antwoord uit te stellen. Dat maakt ze allesbehalve nietszeggend.
Of intensief gebruik van schakeringspartikels de begrijpelijkheid ten goede komt, is een tweede. Gebruiksvriendelijk en easy on the ears als ze zijn, sluipen ze in je taal en door de eenvoudigste uitspraken. Lang niet elke uitspraak hoeft verzacht of uitgesteld te worden, maar het wordt snel een gewoonte om denktijd op te vullen met toch’jes en maar’tjes. En waarom? Als je het allemaal uiterst positief bedoelt, en het liefst driemaal daags Thais zou eten, zorgt twijfelvocabulaire alleen maar voor verwarring. En dat is zonde.
Al die nuance kan ongetwijfeld-best-nog-wel-eens-een-keer van pas komen, maar één ding is zeker: je wint er geen Duidelijketaalprijs mee.