Veel mensen worstelen ermee: de komma. Wanneer zet je wel een komma en wanneer kan je het leesteken weglaten? Vaak is de komma die je bij twijfelgevallen inzet overbodig. Wij geven je twee voorbeelden van komma's die je vanaf nu mag weglaten.
Een komma bij dat en of
Je kunt een komma gebruiken om hoofd- en bijzinnen te scheiden. Bij bijzinnen die beginnen met voegwoorden als omdat, want, maar zet je vrijwel altijd een komma.
- Het staatshoofd zegde zijn reis af, omdat de situatie te gevaarlijk was.
Maar niet bij élke bijzin is een komma nodig. Begint de bijzin met dat, dan kun je de komma meestal weglaten:
- Het is niet nodig dat u zich apart aanmeldt.
- In een persconferentie vertelde de minister dat de zware milieucriminaliteit niet echt afnam.
Een komma voor dat/of levert een pauze op, maar die past hier niet. Zo’n komma werkt als een verkeersdrempel in de oprit naar de snelweg: je moet alweer afremmen als je net lekker op gang komt.
Na het eerste zinsdeel
Ook overbodig: de komma na een doodgewoon eerste zinsdeel. Blijkbaar vinden sommige schrijvers het nodig een grenspaaltje te slaan na het onderwerp of na een bijwoordelijke bepaling.
- Zorgen voor een snelle betaling, is dus in uw eigen belang.
- Met het oog op een toenemende pakkans, overweegt de politie extra controles.
Deze komma’s zijn overbodig. Ook hier geldt: je hoort geen pauze, het eerste zinsdeel loopt naadloos over in het vervolg van de zin. Alleen als de zin begint met een bijzin, dan is die komma wel op z’n plaats (Als u zorgt voor een snelle betaling, is dat in uw eigen belang.)
Minder komma’s
De moraal: houd je ringvinger in toom. Tik geen komma na een korte hoofdzin of na een ‘gewoon’ eerste zinsdeel. Zet wél een komma bij zinnen die beginnen met voegwoorden als maar, omdat, want, hoewel en als de zin begint met een bijzin.
Beperkende en uitbreidende zinnen
Nou vooruit, omdat je erom vraagt: het verschil tussen beperkende en uitbreidende bijzinnen. Hoewel het probleem zich eigenlijk niet zo vaak voordoet – laat staan de leven-en-dood-gevallen die je in sommige schrijfadviesboeken tegenkomt – kan een komma in deze bijzinnen wel belangrijke gevolgen hebben: het leidt tot betekenisverschil.
Hoe zat het ook alweer? Een beperkende bijzin krijgt geen komma:
- De medewerkers van het bedrijf die ontslagen waren, kregen een brief thuis.
Een uitbreidende bijzin krijgt wel een komma:
- De medewerkers van het bedrijf, die ontslagen waren, kregen een brief thuis.
In het tweede geval zijn alle medewerkers ontslagen, en krijgen ze allen een brief.