Deze, die en wat verdringen dat! Wanneer gebruik je welk verwijswoord?
‘Ik wil ieder artikel ontvangen zodra deze beschikbaar is’, staat te lezen als je een bestelling plaatst bij een grote online-boekenwinkel. Deze artikel? Dat moet dat zijn. Hoe zit het nu precies met deze, die, dat en wat?
Waar gaat het fout?
Taalgebruikers lijken steeds meer moeite te hebben om dat te gebruiken. Kijk maar naar deze voorbeelden:
- Ik doe vandaag het formulier op de bus. Dat betekent dat je deze morgen in huis hebt.
- Naast dit filiaal hebben wij nog een filiaal die in Bilthoven gevestigd is.
- In een ondernemingsplan omschrijf je al je plannen voor het bedrijf wat je gaat starten.
Jammer, drie keer fout! In alle drie de gevallen moet het dat zijn: dat formulier, een filiaal dat in Bilthoven gevestigd is, een bedrijf dat je gaat starten.
Hoe moet het wel?
De regel is eenvoudig. Gaat het om een onzijdig zelfstandig naamwoord (dus een het-woord)? Dan gebruik je altijd dat. De woorden deze en die gebruik je om naar de-woorden te verwijzen: de auto die zuinig is, de zaak die in Baarn gevestigd is, deze auto, deze zaak.
En wat dan?
En waarom is het bedrijf wat je gaat starten dan fout? Met wat verwijs je alleen naar iets onbepaalds. Wat volgt na woorden als alles, iets, veel, weinig en niets: alles wat ik zeg. En ook als je verwijst naar een hele zin, dan gebruik je wat: Fedra heeft haar zwemdiploma gehaald, wat ik wel had verwacht. Maar denk aan de dat-regel: het is het zwemdiploma dat Fedra gehaald heeft.